Laatste Geluid


Luistert u?
U luistert.
Hoort u?
Hoort u iets?
U luistert.
U ademt in. U houdt de adem in.
Uw oren suizen. U hoort het suizen in uw oren. Het is een tijdloos ruisen.
U ademt uit. U hoort zich uitademen.
Daarna is het stil. Niets hoort u. Een speld kan vallen.
U luistert.
Is daar niet een nietig vlaagje? U neemt iets nauw hoorbaars waar. Er lijkt sprake van een klein gerucht, dat zich in uw oorschelp schurkt. Is het een geritsel dat uw open oor wil? Een vleugje dat uw hoorgang kriebelt? Iets dat ergens in de verte knettert? Een rateltje dat u zo graag aaien wil? Een zoemen dat u kussen komt? Een likje van een zacht gelispel?
U hoort het. Ja, nu hoort u. ‘t Is een klikje dat een druppel op uw oorzin vallen laat. Een stofje op uw trommelvlies ploft. Een kraakje, klein genoeg om stil in u te passen. De echo van een krasje dat u niet bemerkte. Een bijna niet geneuzel.
En stil is het weer. Niets weerklinkt. Ssst. Hoort u echt niets?
Ja. Ja. Daar is het. Dat gepruttel van zoëven. Daar klatert het vriendelijk langs uw vragend open horen. Daar kabbelt het kalmpjes voorbij en tinkelt het links en klikklakt het boven en kweelt het rechts en onder tokkelt het. Uw laaiend open oor vangt lieflijk roffelen op en ronken dat er ook graag door wil. Het gonst rondom nu en u laaft zich aan het zachte knarsen. Een sissen ook vervoegt zich nu koesterend bij uw dorstig oor. Een schellen dat zich niet geneert om entree te verzoeken, een ver gebeier opeens nabij. O, wat borrelt het prettig en bromt het fijn. Dit vederlicht gepiep is welkom, dat fijn reutelend gedruis, en tevens het gerinkel dat uw oorhuid kietelt. U wilt het gehinnik erbij dat u liefkoost, het spinnen dat warm in uw hoofd het sjirpen gezelschap houdt.
Maar dat knorren dan, waar hoort dat? En waar past nog dat geklapper? Wordt het niet wat veel getetter? En een beetje erg rumoer? Overlast van leven?
Sluit uw horen dan. U sluit uw oren, dat probeert u. Maar het gaat niet. Overal is horen. En aan alle ramen klopt het, van uw oorhuis. Rammelt aan de hoorpoort links en rechts. Uw oren tuiten van gebruis. Het kraakt in alle voegen van uw hoorgestel.
Zet de radio dan uit. U zet de radio uit, dat probeert u. Maar het gaat niet. Overal is herrie. En aan alle kanten kermt het, van uw hoortuig. Klappert aan de oorgrens her en der. Uw horen stuitert van gedruis. Het kwaakt in alle hoeken van uw oorbestel. Uw hoofd brult heel en al en davert in de botten.
Baf! Een heerlijke knal. En lekker boem! Het dondert u van binnen. Hoe zalig het gillend giert. Razend buldert. Hamerend bonkt. Pets! Pats! Wat een genot. Klets! Klats! Een schetterend tumult. Een pandemonium dat blijven moet. Een goddelijk kabaal dat in u schatert. Tekeer! Extase dreunt en beukt. Hoe krijst en jankt en galmt en loeit het in het paradijs van klank waarin u luistert. U hoort! U hoort, u hoort geluid! Geluid! Geluid!
U zet de radio luider. Uw oorgasme nadert, u wilt harder horen. Maar, maar, pas op! Uw oor, uw oorgehoor, u wordt hardhorend, als...als u horend hoogkomt wordt uw oor...uw oren worden...niet nog harder, niet nog harder, u wordt...u wordt doof! U wordt...u wordt doof! Daar komt het, ja daar komt het, u wordt doof! Ja - ja u wilt het, ja u wilt het, nog een beetje, nog een beetje, en daar, daar komt u!
U...u bent doof! U bent doof!! Hoort u mij? Hoort u mij? Nee hè, nee hè, ja zo komt dat, u bent doof. U bent doof geworden! Doof!!!



Live radio: VPRO Music Hall, 7 december 1999